Vespa Club Oostende
Toen Manu, Luc en ik begin november 2017 de eer en het genoegen hadden om Gustaaf Beelen, oud-voorzitter van VCO tijdens de ontbolsterende jaren ’50 te ontmoeten, werden we anderhalve maand later alweer meegesleurd in een prachtig oud VCO-verhaal. Dit keer was het Maria Decouter die in de schijnwerpers stond, schoonzus van Gustaaf Beelen.
Maria verwelkomde ons met koffie en koekjes. Ze is wat moeilijk te been, maar ze verbaasde iedereen met radde uitspraken en gevatte humor. Bovenal viel het meteen op dat ze een enorme emotionele binding met de Vespa heeft. En ze kon ons schitterende foto’s en andere hebbedingen voorleggen van de periode midden jaren ’50 en begin jaren ’60.
Het was een licht winterse decemberdag toen ik mijn Vespa parkeerde op het trottoir voor het huis van Gustaaf Beelen. De iets te veel lawaai makende motor verraadde mijn komst. Gustaaf opende de deur nog voor ik mijn Vespa kon sluiten. Hij bekeek het ding, dat is zeker, toch net iets scheef, want mijn Primavera vindt Gustaaf zeker iets te modern. Dat wist ik uit een vorige ontmoeting. Volgende keer kom ik met mijn Vespa uit ’59 als de roulementen zijn vervangen. Daarmee doe ik Gustaaf zeker een plezier. Het bouwjaar 1971 is voor Gustaaf geen echte Vespa meer. Zijn jaren zijn de betekenisvolle jaren ’50 en ‘60.
Germaine, de vrouw van Gustaaf, toonde zich die dag fysiek dapper. Ze lag niet meer in de sofa zoals de vorige keer. Kwiek en betrokken luisterde ze aandachtig naar de beginnende Vespa-gesprekken, maar de deurbel onderbrak ze: Manu en Luc meldden zich aan. Luc toonde terecht fier het nieuwe aandenken voor het Vespajaar 2018. Hij demonstreerde waarvoor het bizarre stuk stof bij het rijden met een Vespa diende. De ogen van Gustaaf spraken boekdelen. Hij begreep wellicht niet dat een Vesparijder de kou op deze manier probeert te weren. Het waren andere tijden in zijn periode. Van beschutting tegen de weergoden was er behalve een te zware lederen overjas geen sprake.
We namen voorlopig afscheid van Germaine, want we zouden enkele straten verder naar Maria op bezoek gaan. Maria is de zus van Germaine en logischer wijze de schoonzus van Gustaaf. We wisten uit de vorige bijeenkomst dat ook zij met haar inmiddels overleden man VCO-lid was in de jaren ’50 en bijzondere foto’s en andere herinneringen aan VCO had. Ze zou dat erg koesteren wist Gustaaf te vertellen toen, misschien in die mate dat we nooit bij Maria op bezoek zouden kunnen. Ze leek onbereikbaar. Door de stroomversnelling van ons eerste bezoek bij Gustaaf, de persaandacht en de emotionele band die we ondertussen met het gezin Beelen – Decouter smeedden, smelte Maria’s weerstand als sneeuw voor de zon.
We belden aan bij Maria. Het was midden in de namiddag. Een montere dame, wat moeilijk te been, opende de deur en liet ons meteen binnen. De diepe smalle gang verwelkomde ons, we namen meteen rechts en belandden in de voorplaats, wat vroeger gemeengoed was voor de woonkamer. Nauwelijks tijd om te bekijken wat daar aanwezig was, want Maria trok stevig de kop, volgden we haar naar de keuken. Zoals we uit het verleden weten, speelt doorgaans voor deze generatie het huiselijk leven zich in de keuken af. De voorplaats was een vlugge herinnering, want het gaat vooruit bij Maria. Veel tijd voor over schouwing hadden we dus niet. De living hing vol foto’s. Een ziekenhuisbed tegen de straatkant verraadde dat Maria in de recent verleden medische hulp nodig had. Toen we naar buiten gingen, alludeerde ze daarop, maar vertelde tegelijk fier dat ze elke avond weer de trap naar boven opging om te slapen. Het ziekenhuisbed mocht, zo voelden we aan, best weer weg.
Manu had een vers geleverde wijnfles ‘Vista Sul Mare’ mee als dank voor de uitnodiging. Het moest rode zijn, wisten we van Gustaaf. Maria nam de fles bewonderend dankbaar aan en liet blijken dat ze dat wel lust. We kregen inderdaad snel de indruk dat we met een dame van de wereld te maken hadden.
Maria was nauwgezet voorbereid op ons bezoek. Ze was als gastvrouw goed op dreef en wetend van onze komst, had ze alle VCO-herinneringen mooi op de tafel en op het aanrecht gespreid. Met de slagzin ‘Hebben jullie al koffie gedrongen bij Staf?’ opende ze de debatten.
Neen, we hadden nog geen koffie gedronken en toen de vorige keer bij Gustaaf, hadden we beleefd zijn vriendelijk voorstel afgewezen. Gustaaf moest tegelijk aandacht aan ons geven en aan Germaine die toen fysiek een moeilijke dag had. Het zou verkeerd zijn geweest een dergelijke belastende taak aan Gustaaf op te dringen. Maar Maria had zich bijna professioneel voorbereid: de kopjes en de hele huishouding die bij koffie hoort, stond al klaar. Koffie moest hier dankbaar worden aangenomen. Het verwonderde haar dat niemand van ons suiker noch melk moest hebben.
Maar het woord ‘Staf’ bleef nazinderen. We zouden uit grote eerbied Gustaaf nooit anders aanspreken en elk van ons, zonder af te spreken, hield dat keurig de hele tijd vol. Geen denken aan dat we de oud-voorzitter met ‘Staf’ zouden aanspreken. We hadden een te groot respect voor hem. In familieverband begrepen we dat Maria, immers zijn schoonzus, hem met Staf aansprak.
En toen brak de boel los. Maria had het moeilijk om de combinatie te maken tussen ons bijna overweldigende enthousiasme geëmotioneerd door de prachtige foto’s over haar Vespaverleden en het serveren van de koffie. Niet dat Maria met dat laatste geen weg kon, maar de VCO-ervaringen haalden de bovenhand. Reken daar nog eens Manu bij, die enerzijds met opengesperde mond alles onderging en die anderzijds tegelijk ongeduldig als een kind ondergedompeld in een prachtige Vespawereld de ene vraag na de andere afvuurde over het VCO-verleden. En nog eens Gustaaf aan tafel, die de nodige tekst en uitleg als omkadering erbij gaf. Bijna een kakofonie …
Ik probeerde als verslaggever orde op zaken te stellen en kwam droogweg ter zake. Maria is geboren in Bredene in 1929. Ze was gehuwd met Georges Beeckman, ondertussen jammerlijk overleden. Hun dochter Liliane, geboren in 1952, was nauwelijks de luiers ontgroeid of ze ging mee op de Vespa. De twee afzonderlijke zadels werden bij Charles Kessels omgeruild tot één zadel waar het drietal (Georges, Maria en Liliane) het mooie weer op de Vespa uitmaakten. Meteen werden we ondergedompeld in het fotoarchief van Maria. Enkele juweeltjes uit ’63 met een prachtige Vespa als bindmiddel kregen we te zien. De twee meisjes, nichtjes als ik me niet vergis, met BENOR-gekeurde helmen op, Josepha en Marina, spanden de kroon. Manu toonde op dat moment een foto van zijn oldtimer, de bekende groene Acma uit de jaren ‘50 aan Germaine als vergelijkingspunt met haar Vespa uit die tijd. De meest recente foto van zijn sierlijke Vespa was toevallig zwaar onder kerstversiering getooid met het oog op de Charity Rit waarbij een oproep van de club werd gelanceerd om de Vespa te versieren. Germaine hield geen blad voor de mond: ‘Maar dat zie ik niet graag’, beklemtoonde ze. Manu, een halve seconde versteend, maar zich snel herstellend, na een lachsalvo van Luc en ik ondersteund dat Manu wel eens durft te overdrijven op dat vlak, deed de ambiance stijgen. Maria ontpopte zich tot iemand met gevatte, humoristische uitspraken.
Meteen kwam het gesprek flink op dreef ondersteund door de schitterende foto’s en wentelden zich beide senioren beetje bij beetje terug in de tijd. Wat Gustaaf vergeten was, herinnerde zich Maria en omgekeerd. Enkele malen herhaalde Gustaaf, zijn hoofd wendend naar Maria, het woord nemend: ‘Rappeleer jij dat niet meer?’ Hij had het over de autoweg waar op een bepaald moment er slechts één rijrichting was met doorgaand en terugkerend verkeer. Het viel op dat Gustaaf het veelvoudig over de piloten had, doelend op de rijders, taalgebruik dat we vandaag in Vespamiddens minder gebruiken. Hij legde ons ook uit dat boven op de VCO-banners, de foto’s getuigden ervan, het woord OFFICIALS was te zien. Eerst dachten we dat hij het over de huidige invulling van wegkapiteins had. Maar bij bedoelde iets anders. De Officials wachtten op bepaalde punten de Vespa’s op die zich wilden melden voor een club rit en begeleidden hen naar het clublokaal, de Normandie in het geval van VCO. De Normandie bevond zich rechtover het stadhuis op het eerste stukje van de Vindictivelaan, overgaand op de Alfons Pieterslaan. Het was immers niet evident om deze plek te vinden zonder het comfort van het huidige internet en routeplanners. Maar de Vespa Club van Oostende wilde, net zoals vandaag, hun gasten goed verwelkomen. Gustaaf spreidde op een bepaald ogenblik de armen wijd om zich heen om zijn uitleg krachtdadig te ondersteunen. Maria kon maar net het armgebaar van Gustaaf vermijden zodat de kokende ketel die Maria naar de tafel wilden brengen geen brandwonden opleverde. ‘Pas mor op gie of je go were blèètn van ’t kokend waeter van deze ki’ en Gustaaf wist meteen hoe laat het was.
Plots vroeg ik Maria, en vroeg uitdrukkelijk Gustaaf om haar zelf het antwoord te laten geven, en het niet uit enthousiasme over te nemen: ‘Maar waarom heb je de Vespa weggedaan, Maria?’
Er viel een doodse stilte. Maria, alsof ze een examenvraag kreeg voorgeschoteld en een black out tegemoet ging, staarde voor zich uit. Gustaaf ernaast, met de armen gekruist als eens schooljongen die door de meester het zwijgen werd opgelegd, kreeg het moeilijk om het antwoord niet te geven. Enkele ogenblikken later, Maria bleef nog steeds het antwoord schuldig, kon Gustaaf het zwijgen niet meer bedwingen. ‘Ik weet het’, biechtte Gustaaf op, maar zag nog steeds de strenge meester recht over zich en smeekte als het ware of hij nu eindelijk het antwoord mocht geven. Maria capituleerde en keek haar schoonbroer weemoedig in de ogen alsof ze de strijd verloren had. ‘Jullie zaten dagelijks met z’n drieën op een Vespa die eigenlijk maar voor twee personen was bedoeld. De wet was strenger geworden en dat mocht niet meer’ sprak de oud-voorzitter, gezag afdwingend. Maria bevestigde meteen. Inderdaad, dat was de reden alsof ze uit een droom wakker werd geschud. Wie wat Vespageschiedenis kent, weet aan oud fotomateriaal dat vooral in Italië halve families op de Vespa rondreden soms met twee tot drie kleine kinderen netjes geklasseerd tussen vader en moeder.
Plots kwam een oud-verhaal tot leven. Gustaaf, kijkend naar Maria, hief weer aan met de zinssnede: ‘Rappeleer je dat niet meer, toen we naar Asse reden…’ Ja, en Maria sprong mee op de kar. De schoonouders van een van hen woonde in Asse. Een mooie reden om er geregeld heen te gaan, uiteraard … met de Vespa. Maar onderweg begon het te gieten, gewoon een zondvloed kregen ze over zich. Hun lange lederen jassen begonnen het fenomeen van een spons te vertonen. In een of ander warenhuis, wellicht ‘de Priba, de Grand Bazar of de Innovation’ hadden ze net geld genoeg om een viertal capuchons te kopen. Maar ze kwamen Belgische Franken te kort om nog te tanken. Betaalkaarten en bankautomaten bestonden immers niet. Dus, moesten ze naar een willekeurige bank om geld te bestellen. Met hun helmen op en de capuchons over zich, weigerden de bankbedienden ei zo na geld te geven omdat ze Bonny & Clyde in tweevoud voor zich waanden… Maria en Gustaaf genoten nog van deze herinnering.
Plots haalde Maria uit een lichtblauw doorschijnend plastic zakje het originele logo van de Vespa Club van Oostende en het werd stil aan de overkant. We zagen hoe mooi het was, op metaal gegraveerd, met zin voor artistiek inzicht. Een goudkleurige rand, de golven van, de zee, de sleutels van het stadsembleem, en de rode omkadering met gele toets (de stadskleuren) rond het woord ‘Vespa’. Pure kunst… Na het nemen van een foto beslisten we dat we er iets mee zouden doen voor de club. Zo een kans mochten we niet laten liggen. Wat precies zouden we in het bestuur afspreken. Ook het logo waar het Zeeliedenmonument op staat, de ‘Pisser’ in de volksmond, zou een toekomstig idee voor de club worden. Dat bleek een ontwerp van Gustaaf ter gelegenheid van hun clubrit midden de jaren ’50. Ontwerpen mag je hier letterlijk zien, want Gustaaf toonde bij onze terugkeer bij hem thuis enkele schitterende schilderwerken van zijn hand. Tot op vandaag is hij als amateurschilder zeer regelmatig aan de slag.
’t Was een schone tijd’, filosofeerde Maria. We beslisten eens om onze dochter niet mee te nemen op de Vespa en om haar ‘uit te besteden voor een dag’, maar we kwamen al snel op onze stappen terug en Liliane, hup, mee op de Vespa. ‘Een helm? Ja, wij tweeën, maar kinderhelmen bestonden niet en een mens stelde zich er geen vragen bij. Maar onderschat niet wat het betekende als passagier voor Germaine en voor mezelf’. Wie Vespaervaring met oldtimers heeft, weet wat Maria bedoelt.
Over passagiers gesproken mengde Gustaaf zich in het gesprek. ‘Rappeleer je dat nog in Genk?’ De uitspraak van het woord Genk verraadde duidelijk dat Gustaaf geen geboren West-Vlaming is. Hij spreekt het woord te keurig uit, niet zoals West-Vlamingen Henk zeggen.
Maak je als lezer dus geen illusies de vier oud-VCO-leden reden op wegen uit de jaren ’50 met nauwelijks autostrades eventjes van Oostende naar Genk. Daar aangekomen volgden ze een plaatselijke clubrit met een road book waarbij ze de Belgische vlag moesten zoeken om op één of andere hoek van de straat weer verder te kunnen. Plots de remmen dicht, want het was een Duitse vlag en geen Belgische, in de snelheid sterk op elkaar lijkend, de verkeerde weg, in een zandput. Gustaaf zette scherp aan en verloor in dat manoeuvre Germaine letterlijk als passagier. De Vespa reed plots gezwinder omwille van het mindere gewicht, maar daar lag Germaine in het zand, molenwiekend dat Gustaaf moest stoppen.
‘Ja, mijn vent was toppezot van die Vespa en van zijn latere auto’s ook’, wist Maria nog duidelijk. ‘Onze eerste auto, een Fiat 850, kochten we op krediet. Alle andere betaalden we contant’, verontschuldigde Maria zich bijna. ‘We moesten immers rondkomen met een karig loon. Mijn man was militair en tot een bepaald ogenblik mocht je als echtgenote niet bijverdienen. Pas later mocht dat’, ging Maria door. Ze was vanaf dat moment 20 jaar kokkin in de Ibis.
Manu vroeg of beiden nog namen uit die tijd herinnerden binnen de schoot van Vespa Club België. De naam van dhr. François viel als voorzitter van VC België. Enkele beschrijvingen van personen die Maria en Gustaaf samen herinnerden daagden uit hun geheugen op. Die vriendelijke man uit Namen ‘Voetje-met-z’n-been-af’ , blijkbaar een man met een voetprothese, herinnerden ze beiden op hetzelfde moment. Ook de voorganger van Gustaaf als VCO-voorzitter, een rijzige man die op het stadhuis werkte, bleef enkel qua omschrijving uit hun geheugen bovendrijven. Geen namen dus…
Misschien toch enkel een voornaam: we zijn als club op zoek naar een mecanicien uit de tijd van de fietsen en Vespazaak Kessels iemand die Mon (Edmond of Raymond) heet en in Zevekote woont. Alle hulp is welkom om de clubgeschiedenis aan te dikken.
Luc toonde op zijn mobiele telefoon zijn huidige Vespa en die van zijn vrouw Marleen. Kwieke Maria sprak gevleugelde woorden bij het zien van die foto’s: ‘Mien ertje got doavan open ok da sien, toppezot zie kik van die Vespa’s’… Als dat geen reclame is voor onze zo dierbare hobby.
We voelden aan dat we niet langer konden blijven, de tijd schiet als een pijl vooruit bij dergelijke warme en onderhoudende mensen. Neen, Gustaaf kon Germaine niet te lang alleen laten. Dat siert de zorgzame Gustaaf. Simultaan voelden we aan dat we de drie boegbeelden uit de VCO-tijd van de jaren ’50 zullen uitnodigen op verschillende huidige VCO-momenten. Ik schoof een blaadje door naar Maria waarop ik de data van de Nieuwjaarsreceptie en van Vista Sul Mare noteerde.
Maria nam van ons afscheid met de mooie woorden dat ze de hele nacht van die Vespa’s zou dromen. Ze zou nog vele dagen nagenieten van deze sublieme ervaring. En eerlijk gezegd, ik heb zelf sindsdien al vaak aan de zeer betrokken Maria en Gustaaf gedacht. Genoten van het feit dat ik samen met Manu en Luc bij de eerste getuigen mocht zijn.
Tekst: Bart Houwen
Foto’s: Luc Pollet/Maria Decouter